Na de eerste moeilijk baby-tijd ken je je kind een beetje. Wellicht weet je hoe je met zijn temperament om moet gaan. Toch blijft hij wel gevoelig. Zo blijft hij graag dicht bij je in de buurt, en kijkt de kat uit de boom. In de speeltuin vermijd hij de dingen die ronddraaien. In de auto is hij snel wagenziek. Hij eet het liefst kale pasta zonder saus. En al helemaal geen stukjes daarin. En soms merk je dat hij wat onhandig is. Hij botst en struikelt veel, valt van zijn stoel en zit onder de blauwe plekken. Tandenpoetsen, haren wassen/knippen en nagels knippen: het liefst zo min mogelijk. En als je kleuter op school zit merk je dat hij heel moe is, eigenlijk houdt hij geen hele dagen vol. Hij ziet alles in de klas, vindt dingen spannend. Krijgt wellicht buikpijn, oorpijn of weer problemen met zindelijkheid. Ook slaapproblemen, veel dromen en night terror kunnen voorkomen. Hij krijgt steeds meer de behoefte om controle te houden, kan flink de baas spelen en wordt boos als de dingen niet gaan zoals hij wil. Oja, die zwemles. Teveel geluid, hij durft niet met zijn hoofd onder water, de arm en beenslag combineren lukt niet en hij huilt al dagen van tevoren dat hij weer “moet”.
Een andere peuter/kleuter, die makkelijke baby, wordt door het consultatiebureau wellicht doorgestuurd naar de fysiotherapeut, logopedist of dietist vanwege laat of anders lopen, vertraagde onverstaanbare spraak of het kind eet zoveel dat het te dik wordt. Op school vindt hij het prima. Hij is soms wat afwezig en dromerig en hoort regelmatig niet wat de juf zegt. Of je hoort van de juf dat je kind tijdens het krijggesprek maar niet stil kan zitten, blijft bewegen en praten en dat dat toch wel storend is. Misschien moet hij maar een jaartje extra kleuteren, want hij is zo speels?